Lezing ter gelegenheid van de week van reflectie – 2018 – op het symposium: ‘Wie is de mens achter de professional en telt die (nog) mee?’
INTRO
The lock upon my garden gate’s a snail, that’s what it is
First there is a mountain, then there is no mountain, then there is
The Caterpillar sheds his skin to find a butterfly within
Oh Juanita, oh Juanita, oh Juanita, I call your name
Oh, the snow will be a blinding sight to see as it lies on yonder hillside
Toen ik dit lied, de mountainsong van Donovan, onlangs weer beluisterde verraste de tekst me omdat het gaat over een koan in de zentraditie:
First there is a mountain, then there is no mountain, then there is
De titel van mijn lezing verwijst naar deze koan.
KOAN
Een koan is een vraag waar geen rationeel antwoord op mogelijk is. De Zenmeester daagt de leerling uit een doorvoeld en doorleefd antwoord te vinden in het non-duale. Als je ons gewone ervaren ziet als duaal, de dingen zijn gescheiden, is het non-duale ervaren het voelen, doen en denken vanuit verbinding en eenheid, het niet afgescheiden zijn.
Donovan zingt: First there is a mountain, then there is no mountain, then there is.
De koan is van een Chinese meester en gaat als volgt:
Dertig jaar geleden, voordat ik de studie van Zen begon, zei ik: ‘Bergen zijn bergen, rivieren zijn rivieren.’
Nadat ik inzicht had verkregen in de waarheid van Zen door het onderricht van een goede meester, zei ik: ‘Bergen zijn geen bergen, rivieren zijn geen rivieren.’
Maar nu, nu ik de plaats van uiteindelijke rust bereikt heb, zeg ik: ’Bergen zijn werkelijk bergen en rivieren zijn werkelijk rivieren.’
Aan de hand van deze koan en aan de hand van de tien plaatjes van de os wil ik jullie meenemen in mijn verhaal. Zowel de koan als de tien plaatjes van de os beschrijven de weg die zenmonniken kunnen gaan op hun pad naar verlichting.
Ik maak hiervan een bescheidener verhaal, maar pas wel de inzichten toe in hoe ik mij verhoud tot mijn patiënten en mijn collega’s, of beter gezegd, probeer te verhouden. Het gaat dus om de intentie in de wetenschap dat ik hier bij voorbaat al zal te kort schieten.
Een verhaal waarin ik probeer te vertellen hoe mijn eigen professionaliteit zich ontwikkeld heeft onder invloed van mijn toenemende ervaring met zenmeditatie (persoonlijk) en mindfulness (met medewerkers en patiënten).
De titel van mijn lezing is gebaseerd op de koan:
– In de eerste fase zijn patiënten patiënten, hulpverleners zijn hulpverleners
– Dan zijn patiënten geen patiënten en hulpverleners geen hulpverleners
– Uiteindelijk zijn patiënten werkelijk patiënten en hulpverleners werkelijk hulpverleners.
DE PLAATJES VAN DE OS
Waar het begon
Waarom beland je nu eigenlijk in zo’n vreemd beroep? Vreemd omdat jij je willens en wetens confronteert met het leed, veel leed, van anderen. Wat zegt dat over de persoon die dit aangaat?
Toen ik mijn carrière begon had ik daar geen flauwe notie van. Ik belandde in de hulpverlening omdat mijn begeleider aan de universiteit dat een goed idee vond en ik vond dat hij daar een goed argument voor had. Om een goede onderzoeker in de psychiatrie te kunnen worden is het goed om de psychiatrie ook van binnenuit mee te maken en te ervaren, zo was zijn stelling.
Terugkijkend kan ik zeggen: wat een leermeester! Het werd een beslissende stap in mijn leven en het begin van mijn pad als psychotherapeut.
En dit besluit: puur gebaseerd op het logische argument!
Toen was ik ik en de patiënt patiënt. Ofwel bergen waren bergen, rivieren waren rivieren.
Sporen vinden
Ik herinner me nog een ander moment: in mijn supervisie vertelde ik met een patiënt een metafoor gebruikt te hebben: dat je uit het raam zit te kijken hoe het leven zich buiten jou afspeelt. Plotsklaps realiseerde ik mij dat deze metafoor op mijzelf van toepassing was, en dat ik letterlijk uit het raam had zitten kijken naar de voetballende kinderen op straat. Het was een korte periode in mijn jonge leven waarbij ik na een verhuizing tijdelijk de boot miste met de andere kinderen in de buurt.
Dit was een eerste bewustwording van hoe het persoonlijke leven en het beroepsleven met elkaar vermengd zijn.
Het is natuurlijk niet zo dat die jeugdervaring oorzaak is van mijn latere hulpverlenerschap. Wel laat het zien dat in mijn contacten met patiënten persoonlijke behoeften meespelen, zoals aandacht en het gevoel hebben er toe te doen, anders gezegd: mee te spelen.
Hier begint het onderscheid tussen de patiënt en mij al wat te vervagen.
Het werpt ook al meer de vraag op: wie ben ik dan? Ik kan me niet langer verschuilen, ik blijk een persoonlijke rol te spelen in de relatie met mijn patiënten en dat had ik eerder niet door.
Zien
En zo begin ik wat meer te zien en inzicht te krijgen. Dat gaat zich verdiepen als ik begin met zenmeditatie, nu 20 jaar geleden. Bij de eerste zit had ik onmiddellijk de sensatie van ‘thuiskomen’. Anders gezegd, het voelde goed om dit te doen. Jarenlang werd dit voor mij ook de manier om meer bewust te worden van wat zich in mij afspeelde. Bij spanningen, me niet goed voelen, geen grip hebben op de dingen die gebeurden, ging ik thuis op mijn kussentje zitten mediteren. Bijna altijd gaf het me wel helderheid, ook al was daar soms meer dan één zit voor nodig. De slogan werd: zitten als je ergens mee zit. En ging het leven zijn gangetje, dan liet ik het meditatiekussen links liggen. Wel bouwde zich zo het vertrouwen op dat wat er ook gebeurde het te dragen was. Maar vooral ook, het hoort allemaal bij mij, of je het nu als positief of negatief benoemd, blijdschap of verdriet, angst of boosheid.
Wat dit betreft heb ik me altijd verbaasd over patiënten die in de eerste ontmoeting verzuchten: ‘Ik ben de laatste tijd mijzelf niet.’ Steevast had ik de neiging te vragen: ‘Maar wie zit er dan tegenover mij?’ Ik vroeg dat natuurlijk niet omdat ik ook wel besefte dat de ander niet op deze vraag zat te wachten. Toch gaat deze vraag nu voor mij over de kern van mijn vak.
In diezelfde tijd kwam er een jonge vrouw met dwanggedachten in behandeling. Langere tijd in analytische therapie geweest, en toen zij mij haar situatie schetste kon ik me van alles bij deze gekozen therapievorm voorstellen. Zij had echter de therapie op eigen verzoek gestopt, zeggende dat het goed met haar ging, terwijl dat natuurlijk niet zo was. Ze vroeg nu uitdrukkelijk om gedragstherapie, dus ging ik in op dat verzoek.
Op een keer komt ze binnen en verzucht: ‘Ik wou dat ik mijn hoofd kon afzetten.’ ‘Doen we,’ zeg ik. Vervolgens doen we een korte meditatie van zeven en een halve minuut. Het principe is de dwanggedachten gewaar te worden, maar er niet op te reageren. De aandacht is gericht op de ademhaling als ankerpunt. Het spreekt haar zo aan, dat ze zelf er mee aan de slag gaat. Aan het eind van de behandeling zegt ze: ‘Ik had me nooit kunnen voorstellen dat ik zo ver zou komen dat de dwanggedachten niet weg hoeven.’
Een andere vrouw, komt in behandeling met haar steeds terugkerende angstgedachten. Ze is al bij veel therapeuten in behandeling geweest. Omdat ze veel reist was dat onder andere in Amerika, waar ze vandaan komt, Spanje, België, en nu dus in Nederland. Wat me meteen opvalt is dat elke therapeut opnieuw is gaan problematiseren met als gevolg dat zij zichzelf problematiseert. Het is alsof ze denkt: ‘Ik moet wel niet oké zijn als al die therapeuten me steeds willen veranderen.’ Dus kies ik voor een andere benadering, stellend dat er niets mis is met haar als persoon. Ten aanzien van de angst doen we een korte meditatie. De angst komt heftig op tijdens de meditatie maar ze blijft zitten waar ze zit. Als we de meditatie nabespreken zegt ze: ‘Dit is voor het eerst dat ik niet weggelopen ben voor mijn angsten.’ Dit is een keerpunt in haar behandeling en in haar leven, doordat ze zich niet langer vereenzelvigt met de angsten. Bij het afscheid zegt ze: ‘You really made a difference.’ Het klonk als muziek in mijn oren.
Vangen
De goede luisteraar is zojuist iets opgevallen. Het gaat over het laatste zinnetje: Het klonk mij als muziek in de oren: ik ontleen iets aan deze waardering, alsof het mijn verdienste is of was. De os in nog niet gevangen. Maar er is iets aan het veranderen. Bewustwording van wat er bij mij zelf speelt vanuit de therapie.
We hebben het over afstand en nabijheid met onze patiënten en ik zou dat willen vertalen naar het goede midden vinden tussen:
je verre houden van het lijden van de ander en griezelige empathie
Dat laatste is als de hulpverlener, zonder het zich bewust te zijn, het verhaal van de patiënt als het ware overneemt, het gaat niet langer over de patiënt, maar over het eigen, onverwerkte deel van de hulpverlener’. Je gaat aan een ander toeschrijven wat aan jezelf behoort, of, nog erger, je gaat aan de haal met het verhaal van de ander.
Dan kom je ook op het thema van de overdracht en tegenoverdracht. We kennen het allemaal. Zowel hulpverleners als patiënten.
We hebben allemaal onze favoriete patiënten of hulpverleners en ook de patiënten of hulpverleners waarbij we een diepe zucht slaken als we ze in onze agenda tegenkomen. Elke keer als we emoties voelen opkomen in het contact kunnen we ons de vraag stellen: is dit de patiënt in mij aan het werk of zijn dit eigen emoties die laten zien dat de os in mij nog niet gevangen is, laat staan getemd.
Temmen
Het onderwerp empathie maakte onderdeel uit van de opleiding ethiek in de zorgsector en ik heb er toen een scriptie over geschreven. De titel was: Als empathie een deugd is, wat is dan deugdelijke empathie?
In deze scriptie vraag ik me af of er te ontsnappen valt aan de ondeugdelijke empathie en aan de tegenoverdracht. Ik zoek daarbij mijn heil in het begrip compassie. Zoals mijn beoordelaar het verwoordde:
“Boeiend, om de oplossing van dit probleem te zoeken in de opheffing van het onderscheid tussen jou en de ander.”
Interessant daarbij is dat ik mezelf had aangeleerd om op moeizame momenten in het contact met patiënten juist dat te doen: Ik concentreerde me dan op mijn ademhaling en stelde me voor hoe het voor mij zou zijn als ik dit verhaal zou vertellen en wat ik dan fijn zou vinden als respons van de ander.
Het doet me ook denken aan een intensief contact dat ik had met één van mijn patiënten. In de beginfase kreeg ik maar geen vat op wat er gebeurde in het contact. Er klopte iets niet naar mijn gevoel, maar ik kan het niet thuis brengen. Deed ze me denken aan een collega of iemand anders waarmee ik een moeizaam contact had? Pas veel later in de therapie, toen het vertrouwen stevig tot stand gekomen was onthulde ze mij het volgende: “Weet je waarom ik destijds beslist een mannelijke therapeut wilde? Als de therapie niet zou slagen zou ik dan in ieder geval een man hebben kunnen laten voelen wat mij door een man is aangedaan.”
Dit is het begin van de fase in mijn verhaal waar patiënten geen patiënten meer zijn. De gevoeligheid voor het onderscheid tussen overdracht, tegenoverdracht en ware compassie neemt toe.
Naar huis rijden
De meditatie verdiept zich. Er zijn meer momenten van kunnen overgeven aan wat er is, van moment tot moment. Ook dat zijn momenten die we allemaal kennen. We zijn zo met overgave verdiept in onze bezigheden, met volle aandacht, dat we ons helemaal niet meer bewust zijn van onszelf. Het gaat als in een flow zeggen we dan. Het interessante is dat je daar bij meditatie ook gewaar van blijft.
Juist het toelaten van wat er is opent de weg naar het loslaten van eigen behoeften en belangen. Je ten volle openstellen. Geen oordelen vellen of als ze er toch zijn ze met een glimlach waarnemen en er niet naar handelen.
Niet vastklampen aan veronderstelde waarheden en eigen gelijk. Weten dat als je te krampachtig vasthoudt aan het leven, het leven je door de vingers glipt. Mildheid betrachten. Je vrij voelen. Je meer één voelen en verbonden. En door de verbondenheid: meer genieten.
De os vergeten
Hier past een tussenverhaal:
Toen ik begon met mediteren waren er twee levensgebeurtenissen:
– ik kreeg voor de vierde keer een klaplong
– mijn vader werd ongeneeslijk ziek ten gevolge van kanker
Doordat ik meedeed in de thuiszorg op zijn sterfbed raakte mijn eigen fysieke herstel in het gedrang. Daardoor was ik een kleine drie maanden niet in staat om vol te werken, omdat ik domweg niet voldoende op krachten kwam qua energie. Het meest interessante voor dit verhaal is echter dat ik na deze periode het gevoel had, meer nog dan het idee, dat ik opnieuw moest kiezen voor mijn vak. Nu niet vanuit de ratio van weleer, maar vanuit wat goed en passend voelt om te doen. Ik moest als het ware al het voorafgaande vergeten en nu kiezen. Het voelde nu als een echte keuze, al roept dat woordje echt vanzelf weer nieuwe vragen op.
Echt verwijst wellicht naar een ander mooi woord, authentiek, oftewel wat bij je past. Het woord verwijst naar andere woorden als betrouwbaar en geloofwaardig. Wat mij betreft gaat dit over oog hebben voor zowel je mogelijkheden als onmogelijkheden. Jezelf recht doen, nog even in het midden latend wat dat zelf is. Jezelf dus ook geen loer draaien door zaken van jezelf te verlangen die niet reëel zijn. Maar wel je mogelijkheden zo goed mogelijk inzetten voor datgene wat redelijkerwijs van je gevraagd mag worden. Dienstbaarheid, geven wat je te geven hebt. En niet vanuit een oneigenlijke tegenstelling van eigen belang en het belang van de anderen, maar vanuit wat goed is voor allen.
Alles vergeten
Vanuit het mediteren en het lezen over boeddhisme, altijd eerst zitten dan pas lezen, zonder zitten en oefening heeft lezen niet veel zin, komen nieuwe vragen op.
Toen ik het over empathie had en de opleiding ethiek kwam de vraag:
Is het mogelijk te ontsnappen aan de tegenoverdracht?
Kun jij jezelf er als het ware tussenuit halen.
Maar waar blijft dat jij dan?
Dat heeft alles te maken met de kern waar het in het boeddhisme om gaat: Ik gebruik hier de woorden die een monnik uit Myanmar er aan geeft:
Probeer te aanvaarden dat de dingen zijn zoals ze zijn en probeer in te zien dat ‘jij dit niet bent’, dat slechts de natuur aan het werk is. Als je begint met oefenen, mediteren, moet je jezelf er aan blijven herinneren dat gedachten slechts gedachten zijn, gevoelens alleen maar gevoelens. Wanneer je meer ervaring hebt zul je geleidelijk aan de waarheid hiervan gaan inzien. Maar zo lang jij je blijft vereenzelvigen met je gedachten en gevoelens, je bijvoorbeeld vasthoudt aan het idee ‘ik ben aan het denken’ of ‘ik ben aan het voelen’, zal je de dingen niet kunnen zien zoals ze zijn.
Met het intensiever mediteren wordt ik me hier toenemend bewust van. Maar het ego geeft het niet zo maar op! Twee voorbeelden om dit te illustreren:
In de auto komt plotseling de vraag bij me op: ‘Wie rijdt nu de auto als ik het niet zelf ben?’ Grote schrik is het gevolg.
En: plotseling het besef dat al die mooie invallen niet van mijzelf zijn gevolgd door een lichte teleurstelling.
Terugkeer naar de bron
Dat roept de vraag op: Wie ben ik? Voordat je verder leest zou je even wat tijd kunnen nemen om hier meditatief bij stil te staan.
Tijdens een zen-retraite was dit mijn antwoord op deze vraag:
Misschien is het niet zo slim om die vraag aan onszelf te stellen. Ons verstand gaat er doorgaans mee aan de haal. Wellicht is het wijzer de vraag te stellen aan de vlinder, de rotstuin, het grindpad, de beek en de boom. Of aan de overvliegende ganzen. Zij weten het antwoord: “Gak”.
Zodoende kom je terug bij de bron waaruit je voortkomt en waar je weer naar terug gaat: ik noem het natuur.
De ervaring van thuiskomen, toen ik begon met mediteren, krijgt nu een andere betekenis. Je kunt het opvatten als een koan: wat is dat thuis en wie komt er thuis? Dat thuis is je lichaam in verbinding met de natuur om het lichaam heen. Wat of wie er thuiskomt? Dat wat er nu is.
Vanuit radicale acceptatie dat het is zoals het is, op basis van de keten van oorzaak en gevolg de vrijheid benutten die in het nu besloten ligt. Niet reageren, maar antwoorden. Aanvoelen wat er van je gevraagd wordt.
Een mooi mysterie
Bezieling is niet van onszelf, we worden bezield vanuit het grote geheel. Dat is een mooi mysterie. Het ik of ego wil doen geloven dat de wereld en de zon om het ik draaien. Een illusie (ook van zelfbeschikking) die uiteindelijk tot afgescheidenheid leidt, niet tot verbinding. Vanuit de verbinding, vanuit het geheel, het bijzondere zien in iedere verschijningsvorm. Dit is de fase waarin patiënten werkelijk patiënten zijn, hulpverleners werkelijk hulpverleners. Een ieder op gelijke waarde schatten. Maar het betekent ook dat de concepten leeg worden, we hebben ze eigenlijk niet nodig, in de ontmoeting zijn we allemaal gelijk.
De markt betreden met gevende handen
Of in mijn geval: de spreekkamer weer ingaan, maar ook de vergaderkamer.
Geen waarheid meer in pacht, sta je eigenlijk met lege handen, bij wijze van spreken. Maar in die leegte mag en kan van alles gebeuren. Geen oordelen meer vanuit de volle overtuiging dat iedereen er het beste van probeert te maken, hoe onvolkomen, hoe lastig en pijnlijk dat ook kan lijken. Aanvaarding van de voorwaardelijkheid. Ruimte creëren waarin alles mag zijn, bestaansrecht krijgt. Loslaten van ideeën over zelf en het zelf.
En niet te vergeten: ook het lichaam moet het verhaal kunnen loslaten, want veel herinneringen zijn ingeschreven in het lijf.
En of je nu woorden of beelden voorschrijft, in psychotherapie, of medicijnen in farmacotherapie, het heeft alleen zin als het welgemeend is vanuit de goede intenties. Elk moment, elk nu, weer opnieuw mogen en kunnen kiezen, binnen de eigen mogelijkheden. Ik doe wat binnen mijn vermogen ligt en zal als mens ook onherroepelijk tekortschieten en maak daar geen punt van!
En als ik in één zin moet samenvatten wat mijn grootste verandering is in het werken als professional dan is het wel dit: Weten (wat je te doen staat) is meer voelen dan kennis.
Wat ik voorsta in de spreekkamer en in de vergaderkamer wordt mooi verwoord in het gedicht de uitnodiging.
Gedicht de ‘Uitnodiging’ van Oriah Mountain Dreamer
Het interesseert me niet wat je doet voor de kost. Ik wil weten waar je naar hunkert en of je ervan durft te dromen het verlangen van je hart te vervullen.
Het interesseert me niet hoe oud je bent. Ik wil weten of je het risico neemt voor gek te staan voor liefde, voor je dromen, voor het avontuur van levend zijn.
Het interesseert me niet welke planeten jouw manen kruisen. Ik wil weten of je contact hebt gemaakt met de kern van je eigen verdriet. Of je bent geopend door de teleurstellingen van het leven. Of je bent verschrompeld, je hebt afgesloten, uit angst voor de pijn. Ik wil weten of je pijn kunt verdragen, van mij en van jezelf, zonder weg te stoppen, het af te zwakken of recht te strijken.
Ik wil weten of je plezier kunt verdragen van mij en van jezelf. Of je kunt dansen met overgave, extase toe kunt laten tot in de toppen van je vingers en je tenen, zonder te manen tot voorzichtigheid, tot realisme, of ons te herinneren aan menselijke beperkingen. Het interesseert me niet of het verhaal dat je vertelt waar is. Ik wil weten of je een ander kunt teleurstellen om eerlijk te zijn naar jezelf. Of je verdenking van verraad kunt verdragen, zonder verraad te plegen aan je ziel. Ik wil weten of je trouw kunt zijn, en dus te vertrouwen.
Ik wil weten of je schoonheid kunt zien, ook als niet iedere dag even mooi is. En of je jouw leven kunt herleiden tot haar bron.
Ik wil weten of je met falen kunt leven, het jouwe en het mijne, en nog aan de rand van het meer kunt staan, en JA kunt roepen tegen de zilveren gloed van de volle maan.
Het interesseert me niet te weten waar je woont of hoeveel geld je bezit. Ik wil weten of je na een nacht vol verdriet en vertwijfeling, moe en gekneusd tot op het bot, kunt opstaan en doet wat gedaan moet worden voor de kinderen.
Het interesseert me niet wie je kent of hoe je hier gekomen bent. Ik wil weten of je naast me zult staan als het er echt op aan komt en niet terug zult deinzen.
Het interesseert me niet waar of wat of met wie je gestudeerd hebt. Ik wil weten wat je draagt, van binnen uit, als al het andere wegvalt.
Ik wil weten of je alleen kunt zijn met jezelf en of je werkelijk waardeert wat je gezelschap houdt in de lege momenten.
TOT BESLUIT NOG EVEN TERUG NAAR DE KOAN:
Bij de koan hoort nog een laatste regel en die luidt:
En zijn de drie opvattingen nu hetzelfde of verschillend?
Waarschijnlijk merk je meteen de verwarring die dit teweegbrengt in ons rationele, duale denken. Het is als het ware een strikvraag van de zenmeester om te checken of je het inzicht ook echt belichaamt.
En betekent dat nu dat ik vrij ben van alle ego-gebonden dingen: natuurlijk niet. Ook ik blijf dagelijks struikelen, wordt pootje gelicht door het ego. Maar zijn dat nu niet juist de momenten dat het licht binnendringt, zoals Leonard Cohen zingt:
There is a crack in everything, that’s how the light gets in!
BELANGRIJKE REFERENTIES
De plaatjes van de os is een serie afbeeldingen met een vers van een zenmonnik uit de twaalfde eeuw. Op het internet zijn verschillende versies te vinden. Je vindt ze ook in het prachtige boek ZEN, Teksten en Beelden, samengesteld door Miriam Levering en uitgegeven door van Holkema & Warendorf en in het boek van Nico Tydeman: Het temmen van de os, uitgegeven door Milinda uitgevers.
Het gedicht ‘The invitation’ van Oriah Mountain Dreamer is ook in boekvorm verschenen. De dichtregels worden toegelicht vanuit de levenservaringen van de schrijfster. Uitgegeven door Element.
Het citaat van de zenmonnik uit Myanmar betreft Sayadaw U Tejaniya. Van hem is in 2016 het boek verschenen: When Awareness Becomes Natural, a guide to cultivating mindfulness in everyday life. Uitgever: Shambhala.